DE STIENEN MAN ofwel DE STENEN MAN (Harlingen, stad)
"Waar de Stenen man zijn ogen laat gaan over veld en strand." Het zijn bekende regels uit her ruim honderd jaar oude lied "It Heitelan" (Het Vaderland) van Jan van der Burg. De hier geciteerde versregels hebben betrekking op het standbeeld van Caspar di (ook wel de) Robles. Een intieme vriend van Philips II, die de Nederlanden, waaronder Friesland, via vererving had verworven. Deze edelman en legeraanvoerder leefde van 1527 tot 1585 en hij werd in 1568 stadhouder van het noorden en was dus een vijand en bezetter, omdat hij aan Spaanse kant vocht in de vrijheidsoorlog van de Nederlandse Republiek. Toch heeft hij een standbeeld gekregen en tot op heden behouden.
Toen de Allerheiligenvloed van 1 november grote dijkdoorbraken tot gevolg had en veel slachtoffers maakte, greep hij op krachtige wijze in. Hij dwong de halsstarrige bevolking de handen uit de mouwen te steken bij de verbetering van de zeedijken. Er was al lange tijd geen onderhoud gepleegd.
Caspar de Robles nam ook het initiatief voor het graven van het Kolonelsdiep, dat in het Fries werd verbasterd tot 'Knillesdjip'. Dat water loopt van het Bergumermeer naar het Oosten en is tegenwoordig onderdeel van het Prinses Margrietkamaal en het van Starkenborghkanaal. Aan het 'Knillesdjip' ligt Kloostertille. Met de Caspar di Roblesstraat in dat industriedorp wordt de naam, net als in Harlingen, van de initiatiefnemer van deze nog altijd belangrijke waterloop in ere gehouden.
De Spaanse stadhouder was van Portugese komaf en stamde uit het dorp Robles, maar werd aan het Spaanse hof opgevoed en opgeleid om over de gewonnen gebieden te heersen. Hij heeft het hier maar kort voor het zeggen gehad. Na de Pacificatie van Gent in 1576 was zijn rol hier uitgespeeld. In 1585 sneuvelt Caspar de Robles tijdens de belegering van Antwerpen.
Maar al eeuwen staat dit monument met zijn dubbelporter op de zeedijk bij Harlingen. Het is in de loop der tijd vernieuwd en verplaatst, in verband met de regelmatige dijkverhogingen. (tekst Jan van den Hoff)
Harlinger
stadsdichters
De
stenen man
De
bulderende gure wester
heeft
pluiszaadpollen weggeblazen
als
diamanten vastgelegd
aan
goudgeglansde stalen staven
die
glinsterend in het ochtendlicht
de
dauw verspreiden tot een waaier
van
een betoov'rend vergezicht.
En
aan de randen van het wezen
de
mond gesperd in jammerklacht
staat
geposteerd in mededogen:
'De
Stenen Man'.
In
dubbel opzicht het groene lint omvattend
tot
het oplost in het licht.
En
soms als ik zijn steun vind
in
het razen van de zee
verbeeld
ik mij te horen,
hoog
boven het klotsen van de zee,
een
zacht 'Ole!'
Cor
Visser
Geen opmerkingen:
Een reactie posten